Als rechtswetenschappers luiden ook wij de noodklok bij het voorstel van de commissie Van Rijn om 100 miljoen euro te bezuinigen op de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid, economie en medicijnen. Uitgerekend nu, op een moment dat onze samenleving voor grote uitdagingen staat door sociale veranderingen (globalisering, vergrijzing, immigratie, klimaatadaptatie) en technologische ontwikkelingen (robotisering, kunstmatige intelligentie, zelfrijdende auto’s en internet of things). Al deze ontwikkelingen vragen om beleid. Welke eisen worden gesteld aan nieuwe technologieën om de veiligheid van burgers te waarborgen? Wie is aansprakelijk als er onverhoopt ongelukken van komen? Wat mogen Nederlandse en buitenlandse bedrijven doen met de data van consumenten en hoe wordt dat gehandhaafd? Hoe wordt voorkomen dat hele bevolkingsgroepen economisch de boot missen zodat, net als in de Verenigde Staten, een maatschappelijke tweedeling kan ontstaan met alle (gewelddadige) gevolgen van dien? Hoe kan worden gewaarborgd dat slachtoffers en verdachten zich in geval van buitenlandse of grensoverschrijdende opsporingsonderzoeken of strafvervolgingen tot een rechter dichtbij kunnen wenden als rechten worden geschonden? Welke keuzes maken we om klimaatverandering te bestrijden en een meer duurzame economie te realiseren? De lijst van vragen valt gemakkelijk uit te breiden. In principe gaat het om de vraag in wat voor soort samenleving wij in Nederland willen leven. Dat is geen vraag die met techniek valt op te lossen. Kennis uit de sociale en geesteswetenschappen is daartoe onontbeerlijk.
Het is daarom ronduit verbijsterend dat minister Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het advies van de commissie Van Rijn in vrijwel ongewijzigde vorm wil overnemen. Daarmee zou de financiering van bèta/techniek worden versterkt, ten koste van de alfa- en gammawetenschappen. Interessant genoeg beseffen veel bètawetenschappers kennelijk ook dat de vragen waarvoor techniek onze samenleving plaatst, niet alleen door hen zijn op te lossen. In een reactie van de Jonge Akademie van de KNAW, waarin ook bètawetenschappers vertegenwoordigd zijn, wordt benadrukt dat de voorgenomen plannen ten koste gaan van samenwerking tussen disciplines en universiteiten.
Op een concreet niveau betekenen bezuinigingen op de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen en rechtsgeleerdheid het volgende. Er zullen minder docenten beschikbaar zijn voor de studenten (in jargon: een verslechterde student/staf-ratio). De onderwijslast voor het wetenschappelijk personeel wordt daarmee groter. Er kunnen dan twee dingen gebeuren. Of het wetenschappelijk personeel gaat minder onderzoek doen, of er worden maatregelen genomen om de onderwijslast gelijk te houden, bijvoorbeeld door het aantal studenten door selectie aan de poort te reduceren. Beide scenario’s zijn uiterst onwenselijk.
In het eerste scenario wordt veel minder onderzoek gedaan naar de meest verstandige en moreel acceptabele inrichting van de Nederlandse samenleving omdat het wetenschappelijk personeel bezig is met verzorgen van onderwijs. Natuurlijk zijn er ook commerciële partijen die onderzoek kunnen doen, maar het is van belang dat dergelijk onderzoek wordt verricht door of in samenwerking met onafhankelijkeonderzoekers en die zitten aan de universiteiten.
In het tweede scenario zal het aantal wetenschappelijke onderzoekers door bezuinigingen afnemen, maar zal door selectie aan de poort de onderwijslast gelijk blijven. Er wordt ook dan minder wetenschappelijk onderzoek verricht en bovendien kan elitevorming ontstaan. De studenten die de selectie aan de poort overleven, zullen waarschijnlijk niet afkomstig zijn uit maatschappelijk achtergestelde groepen.
Voor beide scenario’s geldt ten slotte dat de meest getalenteerde gepromoveerden naar het buitenland zullen uitwijken als er geen goede perspectieven meer zijn in Nederland. Ook dat is een ernstig verlies.
Onze oproep aan Minister Van Engelshoven is daarom om het plan van tafel te halen. Geen gepolder, geen compromissen: het moet van tafel. Hoe minder mensen in staat zijn kritisch na te denken over de praktische en morele organisatie van Nederland, des te minder zal het mogelijk zijn om zelf de hand aan het roer te houden.
Catalina Goanta, universitair docent privaatrecht Universiteit Maastricht
Ferry de Jong, hoogleraar strafrecht Universiteit Utrecht
Chantal Mak, hoogleraar privaatrecht Universiteit van Amsterdam
Elaine Mak, hoogleraar rechtstheorie Universiteit Utrecht
Vanessa Mak, hoogleraar privaatrecht Tilburg University
Jannemieke Ouwerkerk, hoogleraar Europees strafrecht Universiteit Leiden
Albert Verheij, hoogleraar privaatrecht Rijksuniversiteit Groninen
Michel Vols, hoogleraar openbare-orderecht Rijksuniversiteit Groningen
Benny van der Vorm, universitair docent straf(proces)recht Universiteit Utrecht